In en rond Parijs vond je vroeger heel wat wijngaarden. Ook vandaag liggen er nog enkele. Een hele bekende is die in Montmartre, het gebied bij de Sacré Coeur waar destijds kunstenaars-bohémiens hun kunst etaleerden.
Het waren cisterciënzermonniken van de abdij van Pontigny, in het departement Yonne in Bourgogne, die vanaf de 12de eeuw de vermaarde wijngaard voor Chablis rond de abdij opnieuw uitbaatten en tot ongekende kwaliteit brachten.
Engelsen drinken al sinds lang rode wijn uit Bordeaux. Het was doorgaans lichte wijn (Claret) die niet bewaarde. Het domein Haut-Brion, in Pessac, paste vanaf ca. 1650 de vinificatiemethode aan om wijn te laten ouderen. Tot genoegen van begoede Engelsen.
In tegenstelling tot wat velen denken zijn niet de Galliërs de uitvinders van de houten ton, maar een volk uit het huidige Tirol. Geleidelijk verving de ton de amfoor uit gebakken aarde omdat ze groter was en minder breekbaar.
Tot in de 18de eeuw was heel wat wijn een jaar na de oogst al oud (en zuur). Gelukkig hielp de evolutie van de wetenschap om het telen van de druiven, de wijnmakerij en het bewaren van wijn beter te begrijpen en ernaar te handelen.
De bevolking nam tijdens de vroege middeleeuwen fors toe in steden zoals Brugge, Brussel, Firenze, Genua, Gent, Milaan, Parijs en Venetië. Die groei en de handel deden een grote markt voor luxewaren, zoals wijn, ontstaan.
Wijn in onze contreien is aan een opmars bezig. In de middeleeuwen was de ‘Belgische’ wijn van Hoei vermaard. Veeleer vanwege de kwantiteit dan de kwaliteit nochtans, want de wijn was al te vaak van onrijpe druiven en zuur sap gemaakt.
Omstreeks 600 voor Christus stichtten Ioniërs uit Phocaea de Griekse kolonie Massalia (nu Marseille). Van daaruit verspreidden de wijnverkoop en de wijnbouw zich – vooral onder de Romeinen – over het hele Franse grondgebied (Gallië) en daarbuiten.
Onder de Kaukasus – in het Midden-Oosten – vonden archeologen de oudste sporen (ca 7.000 jaar oud) van door de mens gecultiveerde wilde wijnranken en wijnbouw: druivenpitten, steeltjes, kruiken, wijnsteenzuur…
In Les Riceys, drie dorpen in het zuiden van de Franse champagnestreek, vind je de befaamde Rosé des Riceys. De wijn smaakt naar wilde bloemen, viooltjes en hazelnoten en zou de lievelingswijn van Lodewijk XIV geweest zijn.